in zijn theorie van Mimesis zegt Plato dat alle kunst van nature mimetisch is; kunst is een imitatie van het leven. Hij geloofde dat ‘idee’ de ultieme realiteit is. Kunst imiteert idee en dus is het imitatie van de werkelijkheid. Hij geeft een voorbeeld van een timmerman en een stoel. Het idee van ‘stoel’ kwam voor het eerst in de geest van carpenter. Hij gaf fysieke vorm aan zijn idee uit hout en creëerde een stoel. De schilder imiteerde de stoel van de timmerman in zijn foto van de stoel., Zo wordt de schilderstoel tweemaal uit de werkelijkheid verwijderd. Daarom geloofde hij dat kunst twee keer uit de werkelijkheid is verwijderd. Hij hecht de eerste plaats aan de filosofie omdat de filosofie zich bezighoudt met de ideeën, terwijl de poëzie zich bezighoudt met illusie – dingen die tweemaal uit de werkelijkheid worden verwijderd. Voor Plato is filosofie superieur aan poëzie. Plato verwierp poëzie omdat het mimetisch van aard is op morele en filosofische gronden. Integendeel, Aristoteles pleitte voor poëzie omdat het mimetisch van aard is. Poëzie is volgens hem een imitatie van een handeling en zijn onderzoeksinstrument is noch filosofisch, noch moreel., Hij onderzoekt poëzie als een kunstwerk en niet als een boek van prediking of onderwijs.

YouTube Video

Articles

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *